Konijnen

Er zijn tientallen rassen waaruit je een keuze kunt maken, met ieder hun eigen kenmerken. We helpen je op weg in de familie van de haasachtigen.

Konijnen

Handige links

Wist je dat KLN voor zowel leden als niet leden veel te bieden heeft? 

Konijnen

Hoewel de konijnen en hazen samen onder de orde Haasachtigen vallen, zijn er toch vele verschillen tussen deze diersoorten. Ons huiskonijn is voortgekomen uit Oryctolagus cuniculus) het tamme konijn gebracht dat ons huiskonijn is. De haas is onder te verdelen in de Europese haas (Lepus europaeus) en de sneeuwhaas (Lepus timidus). Maar behalve de naam en indeling in het dierenrijk zijn er nog meer verschillen tussen hazen en konijnen. Neem bijvoorbeeld de voortplanting.

Hazen hebben een bijzonder paringsritueel waarbij de ram soms enige uren achtereen de moer achtervolgt, vaak op volle snelheid. Na een dracht van 42 dagen werpt de haas 2 tot 4 jongen in een open leger, een kleine holte onder een struik of boom. Hazen zijn nestvlieders. Ze worden volledig behaard geboren, hebben direct de ogen op en verlaten binnen een enkele dagen de geboorteplaats. De jongen verspreiden zich eerst over vrij korte afstanden en later naarmate ze grote worden en later over steeds grotere afstanden. Ongeveer drie kwartier na zonsondergang keren de jongen terug naar de geboorteplaats waar de moeder een kwartier later verschijnt. Het zogen van de jongen duurt enkele minuten. Direct na het zogen gaat de moerhaas met een grote sprong weg  om de jongen niet aan de roofdieren te verraden. Slechts deze ene keer per dag is het hazengezin bij elkaar. Verder moeten de jongen hun eigen kostje bij elkaar zoeken.

De blootstelling van de jongen aan de natuurelementen, de roofdieren en de zelfstandigheid die de jongen direct moeten vertonen, maken de levensverwachting van de jongen niet hoog. Gemiddeld brengt een haas 11 jongen per jaar ter wereld, waarvan slechts 5,7 van deze jongen ouder worden dan één maand! Weinig van deze jongen bereiken dan ook de voortplantingsleeftijd.

Dan doen de konijnen dat toch anders. Konijnen paren zittend, de dracht duurt ongeveer 31 dagen. De vier tot twaalf jongen komen hulpeloos ter wereld, ze hebben geen beharing en de ogen zijn gesloten. Maar ze worden dan ook in een nestkamer geboren.

Konijnen graven holen en de worp vindt plaats in een aparte nestkamer. De voedster heeft hier allerlei materialen verzameld als gras en takjes. Van haar buik plukt ze haren, dit is om de naakte jongen warm te houden en de tepels vrij te maken voor het zogen. Pas na 9 dagen gaan de oogjes van de jongen open en na ongeveer drie weken verlaten de dieren het nest.

Zoals veel kleindierliefhebbers kunnen bevestigen, zijn de konijnenmoeders erg fel op hun jongen en zullen ze ook beschermen. Konijnen leven in de natuur in groepen, dat een extra veiligheid inbouwt omdat de dieren elkaar waarschuwen bij dreigend gevaar. De levensverwachting bij jonge konijnen is veel hoger dan bij de hazen. Een voedster kan wel 5 nesten per jaar hebben, waardoor een konijnenpaar in één jaar tot een gezin van 80 familieleden uitgroeit. In vier jaar zou dit gezin meer dan miljoen leden hebben, mits roofdieren daar niet een stokje voor zouden steken.

Ontstaan van de diergroep

Vroeger werden de konijnen gerekend tot de grote groep van de knaagdieren. Tegenwoordig echter zijn de konijnen ingedeeld bij de groep haasachtigen. De mens heeft in het verleden al snel belangstelling gekregen voor het konijn. Hiermee begon de domesticatie van het wilde konijn. Bij de haas is dit niet gebeurd.

Pas weer veel later is het konijn een geliefd huisdier geworden die in de kleindierliefhebberij een grote populariteit heeft bereikt en nog steeds heeft. Dit komt omdat het rustige en gemakkelijk tam te maken dieren zijn die in of op een beperkte ruimte gehouden kunnen worden. Bovendien vormt de verzorging geen probleem en ze planten zich snel voort, waardoor een groot aantal verschillende rassen is ontstaan. Vooral dit laatste feit boeit veel fokkers en er ontstaan nog steeds nieuwe rassen. Al deze eigenschappen zorgen ervoor dat veel mensen dagelijks plezier beleven aan het houden, fokken en verzorgen van konijnen.

Domesticatie

De rus, een vrij klein konijnenrasZowel de hazen als de konijnen leefden voor de grote ijstijden overal in Europa. Gedurende de laatste ijstijd is het leefgebied verkleind en kwamen de konijnen uiteindelijk alleen nog voor op het Iberisch Schiereiland, het huidige Spanje en Portugal. Enkele eeuwen geleden werden daar de konijnen door de Feniciers, een oud zeevarend volk uit gebieden in het huidige Israël, ontdekt. Pas veel later (rond 250 voor C.) ondernamen de Romeinen de eerste pogingen om het konijn tot huisdier te maken. Zij waardeerden het vlees van het konijn enorm. Maar ook de vacht van het konijn had hun aandacht.

De konijnen werden gehouden in zogenaamde ‘leporaria’, grote ommuurde tuinen die de konijnen tegen vijanden beschermden. Maar van een echte domesticatie was nog geen sprake. Pas in de middeleeuwen verspreidde het konijn zich door Europa en werd vooral door Franse monniken als huisdier gehouden. Zij begonnen ook met het creëren van rassen door konijnen met een afwijkende vachtkleur met elkaar te kruisen. Pas in de 19e eeuw waren fokkers in staat om allerlei rassen te creëren, waardoor zij de basis legden voor de konijnenliefhebberij die we nu kennen.

Alle dieren hebben een goede huisvesting nodig. Het maakt ook verschil of de gehouden dieren winterhard zijn of in de winter bijverwarmd moeten worden. Bij het bouwen van de hokken moet ook rekening worden gehouden met de welstandseisen in de gemeente. Om enig houvast te geven wordt in dit hoofdstuk kort ingegaan op de huisvesting van konijnen.

Welstandseisen

Soms is voor het bouwen van een hok een bouwvergunning nodig. Kleine hokken kunnen zonder vergunning geplaatst worden. Het bouwen van grote hokken en volières is aan regels gebonden.

Volgens de eisen van het ministerie van VROM van 1 januari 2003 is geen vergunning nodig als het hok:
1. gebouwd wordt bij een bestaande woning en het niet vanuit die woning direct te betreden is
2. op de grond gebouwd wordt, dus niet op een ander bouwwerk
3. maar uit één bouwlaag bestaat
4. bijdraagt tot het woongenot, dus niet voor professioneel gebruik
5. niet groter dan 10 m2 is en niet hoger dan drie meter.

Wordt aan deze voorwaarden voldaan dan bepalen de volgende voorwaarden of de situatie licht vergunningsplichtig is:

6. het huis waarbij het hok gebouwd wordt is een rijksmonument
7. er wordt gebouwd bij een stacaravan of een andere niet permanente bewoning
8. het hok wordt gebouwd dichter dan één meter aangrenzend aan openbaar groen of voorerf
9. het hok is groter dan 10 m2 en staat dichter dan één meter vanaf de grens met de buren
10. het totaal van de vergunningsvrije gebouwen is 30 m2 of het beslaat, inclusief de andere bijgebouwen, meer dan 50% van de tuin.

Wordt niet voldaan aan de punten 1 t/m 4, dan moet een bouwvergunning aangevraagd worden. Deze vergunning is ook nodig als het hok groter is dan 50 m2 of hoger dan vijf meter. Verder moet het hok altijd een passend bouwwerk zijn dat geen aanstoot geeft.

Hokken

Een groot konijn, zoals een Vlaamse Reus, heeft een hok van minimaal één vierkante meter nodig. Dit hok moet daarbij ten minste 80 centimeter hoog zijn. Het dier moet zich immers goed en vrij kunnen bewegen. Groter is alleen maar goed, maar het hok mag niet kleiner zijn.

Het kleinste konijn, een dwergkonijn, heeft minimaal een hok nodig van 50 bij 60 centimeter. Deze hokken kunnen buiten staan, als ze maar uit de wind en droog staan. De hokken mogen ook niet in de volle zon staan. Konijnen hebben een pels en kunnen beter kou dan warmte verdragen.

Konijnen kunnen in de zomer ook in een verplaatsbare buitenren in de tuin worden gezet. Deze ren moet wel een goede bescherming bieden tegen honden, katten en roofvogels.

hangoorkonijnen

Voor de hokken is het van belang of het bij één konijn blijft of dat het de bedoeling is te gaan fokken met de konijnen. Bij fokken zijn er meer hokken nodig. Voor één of een paar hokken zoals hierboven beschreven is geen vergunning van de gemeente nodig.

In een garage of tuinschuur kunnen meerdere hokken voor konijnen naast en/of boven elkaar gebouwd worden. Deze gestapelde hokken worden ook wel konijnenflats genoemd. Bij de bouw van gestapelde hokken moet er op gelet worden dat de urine van de bovenhokken goed wordt afgevoerd en niet lekt in de benedenhokken.

Is het de bedoeling om een schuur of tuinhuis te bouwen voor de konijnen, dan komen de welstandeisen van de gemeente om de hoek kijken. Het is beter vooraf te informeren dan naderhand problemen te krijgen. Belangrijk is dat eventuele buren geen bezwaar hebben tegen de bouw. Worden de hokken altijd goed schoon gehouden, dan is er ook geen stankoverlast en worden er ook geen vliegen en andere insecten aangetrokken. De mest van de konijnen moet ook altijd snel worden afgevoerd om overlast te voorkomen.

Strooisel of bodembedekking

Konijnen zijn erg zindelijke dieren en houden van een schoon hok. In hokken voor konijnen wordt meestal stro als bodemstrooisel gebruikt. Een konijn kiest in het hok vaak één van de hoeken uit als mesthoek. In deze mesthoek wordt onder het stro eerst een laag houtkrullen gelegd, zodat het vocht in de krullen wordt opgenomen. De hokken blijven dan droger. Sommige fokkers houden hun dieren alleen op houtkrullen. Minimaal elke week worden alle hokken schoon gemaakt.

Kosten: kopen of zelf maken

Hokken voor konijnen kunnen door een handige doe-het-zelver gebouwd worden.
Bij vele timmerbedrijven en dierenspeciaalzaken zijn deze hokken ook te koop.
Konijnenflats zijn niet standaard te koop en moeten dus zelf gebouwd worden of moet men laten bouwen. Om goede hokken te bouwen is het belangrijk eerst goed rond te kijken bij andere konijnenfokkers. Op deze manier wordt veel kennis verzameld en kunnen prachtige en handige hokken worden gebouwd. De kosten van de hokken zijn natuurlijk afhankelijk van het gekozen materiaal en het aantal hokken.

Zonder goede voeding en verzorging geen gezonde dieren. Deze regel geldt altijd en overal. Dit hoofdstuk beschrijft kort de voeding en verzorging van konijnen.

Voeding voor volwassen dieren

Er zijn vele manieren om een konijn te voeden en te verzorgen. Konijnen kunnen uitstekend gevoerd worden met gemengd konijnenvoer. Er zijn ook konijnenkorrels te koop. Zowel het gemengde konijnenvoer als de korrel kan aangevuld worden met groenvoer zoals gras en een aantal kruiden en groenten.

Het beste is om kleine stukjes van zoveel mogelijk verschillende groenten tegelijk te geven, in plaats van veel van één soort groente. De wilde konijnen in de natuur eten ook heel gevarieerd en eten overal een klein beetje van. Voorbeelden van goede groenten om te geven zijn: andijvie, veldsla, broccoli, wortelen, wortelloof en witlof.

Voorbeelden van kruiden en planten in de natuur die konijnen graag eten zijn: weegbree, herderstasje, boerenwormkruid en de bloemen en het blad van de paardenbloem. Als een dier geen groenvoer gewend is, moet het hier langzaam aan wennen. Een konijn heeft zeer gevoelige darmen en deze kunnen snel van streek raken als ze te veel groenvoer krijgen, terwijl ze dit niet gewend zijn.

Konijnen moeten altijd schoon en fris drinkwater hebben. Ook goed fris hooi moet altijd in de hokken aanwezig zijn. Het drinkwater moet elke dag ververst worden, ook als er drinkflesjes worden gebruikt. Als water lang stil staat gaat het stinken en een konijn drinkt dit water dan niet meer.

De hoeveelheid voer is natuurlijk afhankelijk van de grootte en de behoefte van het konijn. Belangrijk is dat een konijn zijn voer elke dag volledig opmaakt. Als ze te veel krijgen laten ze het staan en dan moet er wat minder gevoerd worden.

Worden konijnen gekocht dan is het verstandig meteen wat voer mee te nemen waaraan ze zijn gewend. Konijnen moeten altijd voorzichtig wennen aan ander voer.

Goed fris hooi moet altijd in de ruif beschikbaar zijn. Konijnen eten dit naar behoefte. Voor een goede spijsvertering is goed hooi absoluut noodzakelijk.

Voeding voor jonge dieren

Jonge konijnen gaan vanzelf vast voer mee-eten als ze nog bij hun moeder (de voedster) in het hok verblijven. Worden de jongen gespeend (d.i. bij hun moeder weggehaald) dan kunnen zij ook direct volledig overgaan op dit voor hen bekende voer.
Er is in de handel ook speciaal voer voor jonge konijnen te koop, maar nodig is dit niet. Na het spenen moet wel worden opgelet of de jonge dieren het beschikbare voer wel opeten. Is het voer de volgende dag niet op, dan wordt het oude voer weggehaald en wordt op de gewone tijd weer nieuw voer gegeven.

Voerbakken

Kijk bij de aankoop van de dieren welke voerbakken de fokker gebruikt. Bevallen deze voerbakken dan is het verstandig dezelfde bakken ook te gebruiken. De dieren zijn daaraan gewend.
Bij de dierenspeciaalzaak zijn vele soorten en maten voederbakken te koop. Afhankelijk van het ras kan men een keuze maken.

Drinkbakken

Voor drinkbakken geldt hetzelfde als bij de voerbakken. Plaats de bakken op een verhoging, zodat de dieren er geen vuil in kunnen krabben.
Beter is het gebruik van een drinkfles. Het water kan dan niet door de dieren vervuild worden.
Drinkflessen moeten ook regelmatig gecontroleerd worden. Soms raken de nippels verstopt.

Omgaan met dieren

Jong geleerd is oud gedaanGoed omgaan met de dieren is net zo nodig als het geven van voer en water en het schoonmaken van de hokken. Het omgaan met de dieren is misschien wel het mooiste wat er is.

Het gedrag van de verzorger bepaalt ook sterk het gedrag van zijn dieren. Ga altijd rustig met de dieren om en laat ze nooit schrikken.
Laat bij de benadering van de dieren altijd een vertrouwd geluid horen, zodat de dieren weten dat de verzorger er aan komt en win zo het vertrouwen van de dieren. Dat kan bijvoorbeeld door steeds eenzelfde fluittoon of deuntje te herhalen. De dieren leren snel dat er dan geen gevaar dreigt.

Haal de dieren ook regelmatig aan en zet ze ook op tafel. Zij wennen dan snel aan de verzorger en het plezier dat u aan de konijnen beleeft wordt er alleen maar groter op en juist dat maakt het houden van konijnen zo plezierig en interessant.

Spijsvertering

De spijsvertering van een konijn begint in de mond. De enzymen in het speeksel beginnen al aan het proces van eiwitsplitsing. Als het konijn slikt komt het voedsel in de maag.
De maag van het konijn is relatief klein. Daarom is het goed als een konijn verspreid over de dag kleine porties voedsel krijgt. In de maag wordt het voedsel gemengd met maagzuur. De enzymen in het maagzuur bewerken de voedselbrij.

Als het voedsel in de maag voldoende is bewerkt schuift de voedselbrij door naar de dunne darm. Een aantal belangrijke voedingsstoffen wordt door de darmwand geabsorbeerd en afgegeven aan de bloedbaan. De overgebleven voedselbrij schuift dan door naar de dikke darm. In de dikke darm wordt de voedselbrij gescheiden. De meest vezelrijke massa wordt naar de blinde darm geleid.
Ook de blinde darm heeft bij konijnen duidelijk een functie. In deze darm worden o.a. vezels omgezet in vluchtige vetzuren. De zachte blinde darmkeutels eet het konijn opnieuw op, waardoor de voedingsstoffen in de dunne darm opgenomen kunnen worden. Als een konijn zijn nachtkeutels niet kan opnemen, ontstaat een tekort aan B-vitamines.

Ruwvoer

Bij de meeste konijnenfokkers bestaat het konijnenmenu naast water uit een krachtvoer en een ruwvoer. Het krachtvoer bestaat meestal uit een korrel of een gemengd voer. Als ruwvoer wordt vaak hooi gegeven en eventueel in de zomer vers gemaaid gras.

Vezels zijn van groot belang voor het goed functioneren van konijnen.
Stengelig hooi is een bron van vezels. Maar niet het hooi is zozeer essentieel, maar juist de vezels uit het hooi! Deze vezels kunnen konijnen ook in de vorm van stro opnemen. Stro is misschien nog wel een betere vezelbron dan hooi.

Veel fabrikanten van konijnenvoeders brengen qua voedingsbehoeften een min of meer volledig voeder op de markt. Wordt er dan toch nog hooi bijgevoerd, dan worden op het totale rantsoen bepaalde gehaltes scheefgetrokken.

Krachtvoer

Er zijn vele merken konijnenvoeders en binnen de verschillende merken zijn vaak nog de nodige variëteiten. Grofweg zijn de soorten onder te verdelen in gemengde voeders en geperste korrels.
Veel gemengde voeders zien er zeer aantrekkelijk uit maar het bekendste nadeel is dat het konijn kan gaan selecteren. Vanuit dat oogpunt verdienen geperste korrels dan ook de voorkeur. Het konijn kan zo niet gaan kiezen en krijgt de voedingscomponenten in de verhouding binnen zoals de fabrikant het bedoeld heeft.

De hoeveelheid benodigd voer is afhankelijk van diverse factoren. Allereerst bepaalt de verteerbaarheid van het voer welk deel daadwerkelijk te benutten is.
Daarnaast spelen vele milieufactoren een rol. Van invloed zijn onder andere ras en grootte, leeftijd, conditie, mate van activiteit, hoeveelheid en kwaliteit van het ruwvoer en temperatuur.

Het is verstandig altijd te voeren met de ogen. Een richtlijn voor te voeren krachtvoer is 25 tot 50 gram per kilogram lichaamsgewicht, waarbij kleinere dieren (activiteit buiten beschouwing gelaten) relatief meer verbruiken. Een ander handvat is 4 tot 5% van het lichaamsgewicht bij de kleine rassen en ca. 3% van het lichaamsgewicht bij grote rassen.

Overige bijvoedering

Naast krachtvoer, stro en hooi worden er tal van andere producten bijgevoerd aan konijnen. Groenvoeders zoals gras en wortels zijn waarschijnlijk de meest gangbare. Voor gras geldt eigenlijk hetzelfde als voor hooi. Is het gewas afgerijpt (stengelig), dan is het goed konijnenvoer.
Maar bedenk goed dat ook dit voedingsrijke niet-volledige product bepaalde gehalten scheef trekt op het totale rantsoen. Als voorbeeld: een konijn dat meer gras eet, zal minder korrels eten en krijgt daarmee o.a. minder vitamine E binnen.

Brood is weliswaar een smakelijk product, maar het mag alleen in een beperkte hoeveelheid als konijnenvoer gebruikt worden. Brood voeren aan konijnen die niet voldoende energie verbranden kan lichaamsvervetting en wam-vorming tot gevolg hebben.
Wortels zijn vanuit vele wijsheden misschien hét konijnenvoer bij uitstek. Maar een konijn kan op wortels alleen niet leven en als er een goed krachtvoer wordt gebruikt, voegt een wortel niets toe.

Bij alle dieren komen ziekten, afwijkingen en gebreken voor. Het is niet mogelijk deze allemaal te beschrijven of om precies aan te geven hoe de liefhebber moet handelen. Enkele veel voorkomende ziekten worden kort behandeld.
Gebreken zijn meestal snel te zien. Dat begint bij de geboorte met afwijkingen aan bijvoorbeeld het skelet en de poten. Aan dit soort gebreken is niets te doen. In de vrije natuur zijn deze jonge dieren de eerste prooi van roofdieren. De natuur zorgt er zelf voor dat deze dieren niet opgroeien.
Ook de liefhebber moet dit erkennen en handelend optreden. Dieren met afwijkingen laten leven is niet diervriendelijk. In dit hoofdstuk worden enige handvatten gegeven voor de behandeling van zieke dieren.

Begrippen ziekteverwekkers en behandelmogelijkheden

Gebrekziekte
Een dier met ‘gebrekziekte’ is niet ziek, maar heeft gebrek aan maagkiezel, vitaminen of mineralen. De oplossing is het opheffen van het tekort.

Ectoparasieten
Voorbeelden zijn luizen, vlooien en bloedmijten. Deze parasieten worden bestreden met een insectenspray.

Endoparasieten
Dit zijn darmwormen. De dierenarts heeft middelen tegen deze wormen.

Protozoën
Dit zijn dierlijke ééncellige wezens. Belangrijke ziekteverwekkers zijn vier soorten die coccidiose veroorzaken in verschillende delen van de darmen. Oudere dieren zijn er veel minder gevoelig voor. Een snelle behandeling met een specifiek middel geeft meestal een goed resultaat. De dierenarts heeft deze middelen.
De levenscyclus van deze protozoën verloopt via de mest deels buiten het lichaam, waar de ontwikkeling stormachtig is onder warme en vochtige omstandigheden.

Bacterieziekten
Deze ziekteverwekkers zijn veel kleiner dan de protozoën. De ziekte heeft meestal een ontstekingsachtig verloop. De dierenarts heeft goede antibiotica.

Virusziekten
Virussen zijn nog weer veel kleiner en richten zich vaak op specifieke delen van het lichaam. Tegen virussen bestaan geen geneesmiddelen. Hier helpt alleen preventief vaccineren waardoor op kunstmatige wijze met dode virussen een natuurlijk afweermechanisme wordt ontwikkeld. Het lichaam heeft enige weken nodig om de immuniteit op te bouwen.

Herkennen en isoleren van zieke dieren

Zieke dieren vallen onmiddellijk op, omdat een ziekte meteen effect heeft op het gedrag. Een ziek dier in een groep kan zijn soortgenoten besmetten en moet dan ook direct apart worden geplaatst.
Zorg voor een schone kooi met alleen een drink- en etensbakje en een klein beetje bodembedekking zodat het zieke dier goed bekeken kan worden.
Zorg dat het zieke konijn goed hooi en schoon water heeft en geef zeer matig voer. Voer dat niet direct wordt opgegeten moet verwijderd worden.
Een ziek dier vertoont vaak lusteloos gedrag, zondert zich af en eet meestal niet meer. Het is moeilijk de specifieke ziekte te herkennen, behalve als het uitwendige beschadigingen zijn. Soms is aan de houding van het dier of aan de aard en de kleur van de mest af te leiden om welke ziekte het gaat.

Welke ziekte is het en wat kun je doen

Konijnen kunnen last hebben van een aantal ziekten. Met een goede hygiëne kan wel veel ellende worden voorkomen.

Een bekende ziekte is myxomatose, een ziekte die veel bij konijnen in de natuur voorkomt. De verschijnselen zijn een ontstoken neus, oren en ogen. Deze ziekte wordt door insecten verspreid. Als de dieren ziek zijn is genezing nagenoeg niet mogelijk. Het is raadzaam jaarlijks de konijnen preventief te enten tegen deze ziekte.

Een andere ziekte die de laatste tijd opduikt is VHS. De zieke dieren sterven zeer plotseling en laten vaak een bebloede neus zien. Ook tegen deze ziekte is preventieve enting de enige mogelijkheid. Natuurlijk is het niet zeker dat de dieren deze ziekte krijgen. Als de dieren zonder enting toch ziek worden is het te laat en gaan veel dieren dood.

Coccidiose is ook een lastige darmziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie in de darmen.
De dierenarts kan helpen om deze ziekte onder de knie te krijgen.

Een andere lastige zieke is snot. Besmette dieren zitten dan constant te snotteren. Grote klodders vettig slijm komen dan uit de neus. De zieke dieren worden ook snel herkend aan een plakkerige binnenzijde van de voorpoten. Deze ziekte is zeer besmettelijk en genezing is nagenoeg niet mogelijk. Ook voor de fokkerij moet je dergelijke dieren uitsluiten, want het kan ook een erfelijke aandoening zijn.

Soms hebben dieren wel eens een lichte diarree. Dat hoeft nog niet altijd een ziekte te betekenen.
Meestal gaat dit na korte tijd wel over. Drinken is dan wel erg belangrijk.

Ongedierte zoals vlooien, mijten en luizen worden met een insectenpoeder bestreden. Bij twijfel over een ziek konijn is het verstandig advies te vragen bij een ervaren fokker of een dierenarts.

Als behandeling niet helpt

Helpt geen enkele behandeling, dan is het aan te raden het dier uit zijn lijden te verlossen. Kan men dit zelf niet doen, dan is een ervaren fokker of dierenarts de aangewezen persoon.

De konijnen worden onderverdeeld in zeven hoofdgroepen gebaseerd op uiterlijk: kleur, tekening, verzilvering en pareling, kleurpatroon en uitmonstering, wit, hangoren en bijzondere haarstuctuur. Daarnaast wordt nog vaak de oude indeling gebruikt, die is gebaseerd op grootte/gewicht: grote rassen, midden rassen, kleine rassen, dwergrassen en rassen met een bijzondere haarstructuur. Tijdens de shows worden de dieren beoordeeld op uiterlijk kenmerken zoals gewicht, lichaamsvorm en houding, kop, oren, stand van de benen, kleur, pelskwaliteit en showconditie (verzorging – vleesconditie – nagels etc).

Wilt u meer weten over de rassen? Deze zijn alle tot in detail beschreven in de Konijnenstandaard. Voor meer info kijk eens bij de digitale standaards.

Alle rassen konijnen hebben wel iets bijzonders dat hen aantrekkelijk maakt voor liefhebbers en fokkers. Toch moet op grond van een aantal kenmerken een goede keuze worden gemaakt. Impulsieve aankopen leiden bijna altijd tot teleurstellingen. Dit hoofdstuk geeft enkele richtlijnen en hulp bij het maken van een goede keuze.

Kenmerken

Er moet een keuze gemaakt worden uit tientallen rassen. De konijnen worden grofweg ingedeeld in grote rassen, middelgrote, kleine en dwergrassen. Daarbij kennen we konijnen met een bijzondere pelsstructuur.

Voorbeelden van grote rassen zijn de bekende Vlaamse Reus (van neus tot staart minstens 65 centimeter), de Lotharinger en de Franse Hangoor. Bij deze rassen zien we gewichten van zes tot zeven kilo.
De middelgrote zijn wat kleiner en ook wat lichter. Voorbeelden van deze rassen zijn: de Japanner, de Wener en de Nieuw Zeelander.
De kleine rassen wegen ongeveer anderhalf tot twee kilo. Wie kent niet de alom bekende Hollander, de Tan en de Rus?

De kleinste konijnen zien we bij de dwergrassen, die rond één kilo wegen. De meest populaire rassen op dit moment vinden we in deze groep. Denk dan aan de Nederlandse Hangoordwerg, de Kleurdwerg en de Pool. De Rex en het Angorakonijn zijn konijnen met een bijzondere pels of haarstructuur.

Angora konijn

Kiezen voor een groot ras betekent ook dat er grotere hokken nodig zijn. Omgekeerd, dwergrassen kunnen met minder ruimte toe en eten ook veel minder.

Rassen met een bijzondere haarstructuur zijn prachtig om te zien maar vragen een dagelijkse borstelbeurt. Deze extra verzorging moet vooraf overdacht worden en niet achteraf.

Kijken, kiezen en kopen

De grote rijkdom aan konijnenrassen maakt de keuze voor de één soms gemakkelijk en voor de ander juist erg moeilijk. Er is zoveel moois. Een besluit om konijnen te gaan houden neemt men niet zomaar.
Belangrijk is de beschikbare ruimte. Eén of enkele konijnen houden is altijd wel mogelijk. Is het de bedoeling om later ook konijnen te gaan fokken, dan moeten er wel voldoende hokken beschikbaar zijn.

Een volgende stap is het verzamelen van adressen van konijnenfokkers of -liefhebbers om dieren te gaan bekijken en te vergelijken. Deze fokkers en liefhebbers zijn de aangewezen personen om alle informatie te geven om een goede keuze te maken. Ga niet over één nacht ijs en bezoek meerdere fokkers of liefhebbers.

Kleindiertentoonstellingen worden op veel plaatsen in het land gehouden van september tot eind januari en zijn een bron van informatie. Het bezoeken van enkele tentoonstellingen is de moeite waard. Hier zijn vele rassen, vaak in verschillende kleurslagen, te bekijken. Informatie over deze tentoonstellingen vindt u hier.

Koop de dieren bij een fokker die de huisvesting goed voor elkaar heeft, dieren heeft die er vitaal uit zien en op alle vragen een duidelijk antwoord geeft en een behulpzame en betrouwbare indruk maakt. Deze fokkers vindt u via de lijst met speciaalclubs van konijnen. Echt kopen kan natuurlijk pas nadat de huisvesting klaar is.

Passen in de omgeving

Een belangrijk aspect van het houden van dieren is dat zij moeten passen in de omgeving. Een voordeel van konijnen is dat zij geen lawaaioverlast veroorzaken.
Konijnen produceren wel veel mest. Het is belangrijk te zorgen dat de hokken schoon blijven zodat er geen stankoverlast ontstaat. Schone hokken trekken ook weinig vliegen aan. Een Hollander konijn
De mest moet ook snel worden afgevoerd om dezelfde reden als hierboven beschreven. Als dit in orde is, heeft de omgeving geen last van konijnen en kan er ook geen bezwaar tegen worden gemaakt.
Het kan geen kwaad om vooraf de omgeving van de plannen om konijnen te houden in te lichten. Beter vooraf overleg dan achteraf problemen.

Transport

Gekochte dieren moeten op een goede manier worden vervoerd. Bedenk steeds dat het levende dieren zijn die met zorg behandeld moeten worden. Worden de dieren een enkele keer vervoerd, dan voldoen passende dozen per dier met voldoende ventilatieopeningen. Beter is het maken of kopen van speciale transportkisten.
Op grote tentoonstellingen worden vaak transportkisten aangeboden. Ook de fokker waar de dieren worden gekocht heeft transportkisten. Goede transportkisten hebben voldoende ventilatieopeningen en bestaan uit afzonderlijke compartimenten met een dikke laag strooisel of hooi op de bodem.
De compartimenten moeten wel aangepast zijn aan het formaat van de dieren. Te klein is uiteraard niet goed maar ook te groot is niet goed. In te grote transportkisten gaan de dieren tijdens het transport schuiven of zich omdraaien en kunnen zij zich beschadigen.
Dieren vervoeren op warme dagen is riskant. De temperatuur in de auto kan hoog oplopen, soms met fatale afloop voor de dieren.

In het eigen hok

Thuis aangekomen worden de dieren voorzichtig uit de kist genomen en in de voor hen geschikt gemaakte hokken losgelaten. 

Na een reis hebben de dieren behoefte aan fris drinkwater. En als er wat voer is, dan voelen ze zich snel thuis in hun nieuwe hok.

Kleindieren zijn al heel lang nauw verbonden met de cultuur van de mens. Diverse schilders zoals Jan Steen, Gijsbert d’Hondecoeter, Melch d’Hondecoeter, J.G. Keulemans, Hendrik ten Oever zijn zich zelfs gaan toeleggen op het verbeelden van kleindieren.

Hollands erfgoed kleindieren door schilders

Een prachtig voorbeeld daarvan is het bekende schilderij De Hoenderhof van Jan Steen, dat u kunt vinden in het Mauritshuis te Den Haag. Dit schilderij geeft een tafereel uit het toenmalige dagelijks leven van welgestelden weer waarin ook vele kleindieren afgebeeld zijn.

Bij schilders als de d’Hondecoeters waren de kleindieren zelfs vaak het hoofdonderwerp in het schilderij. Daaruit moge blijken hoe belangrijk toen al kleindieren voor de mens waren.

Hollands erfgoed kleindieren van Nederlandse schilder

Ook lieten de welgestelden siertuinen aanleggen waarin verschillende volières opgenomen waren om te kunnen pronken met de bijzonderheden die ze verworven hadden. Een van de laatste in de rij van welgestelden die deze traditie hebben voortgezet was Dreesman van de bekende warenhuisketen.

Fokkers willen graag hun fokresultaat aan andere fokkers en liefhebbers tonen en tegelijkertijd in competitie strijden om te zien wie de beste dieren heeft. Overal in het land worden in de maanden september tot en met januari kleindierententoonstellingen georganiseerd.

Voor een overzicht van de kleindierententoonstellingen in Nederland, klik hier.

In vogelvlucht wordt beschreven wat er allemaal gebeurt voor, tijdens en na een kleindierententoonstelling.

Overzicht van kleindierententoonstellingSelecteren en huisvesten van showdieren

Een showdier is een dier dat het standaardideaal dicht benadert en alle kenmerken toont van een vitaal dier. De inzender moet dus op de hoogte zijn van de eisen die aan zijn ras in de betreffende kleurslag worden gesteld. Deze eisen zijn beschreven in de konijnenstandaard van KLN.

De dieren worden regelmatig in de hand genomen en goed nagekeken op uiterlijke fouten om teleurstellingen op een tentoonstelling te voorkomen. Zo is een witte nagel bij gekleurde dieren een grote fout en deze dieren horen niet op een tentoonstelling thuis. Een hangend oor bij konijnen die staande oren moeten hebben is ook een zware fout. Een ander onderdeel is het gewicht van het dier. Ook hiervoor zijn per ras minimum en maximum gewichten vastgesteld.
Er zijn per ras ook bepaalde punten die zwaarder wegen bij een keuring dan bij andere rassen. Denk bijvoorbeeld aan konijnen met een bijzondere vacht: het Angorakonijn en de Rex. Op voorhand selecteren op de gewenste tekening is ook zinvol bij tekeningrassen. Wijkt de tekening af van de in de standaard beschreven tekening dan is het niet zinvol zo’n dier naar een tentoonstelling te sturen.

Een paar dagen voor de show worden de voor een tentoonstelling ingeschreven dieren in een trainingskooi geplaatst die veel lijkt op een echte tentoonstellingskooi. Hierdoor gedragen de dieren zich later op de tentoonstelling beter en zijn ze goed te beoordelen en te bekijken door het publiek. Voer en water worden in deze trainingskooien natuurlijk niet vergeten.

Conditioneren

De eerste selectie zit er dan op. De dieren die naar een tentoonstelling gaan moeten natuurlijk extra verzorgd worden. Op een tentoonstelling is het belangrijk, dat de dieren er keurig verzorgd uitzien. De nagels worden als het nodig is nog even geknipt. De pels wordt eventueel nog wat schoongemaakt en extra geborsteld.
Bij gekleurde dieren mag een enkel wit haartje met een pincet worden verwijderd.
Dit conditioneren mag nooit overdreven worden. Bovendien gaat u uzelf dan voor de gek houden. Een dier dat overmatig bijgewerkt moet worden voldoet niet aan de voor het dier geldende standaardbeschrijving. Een sterke conditionering valt bovendien nogal op en het dier wordt vervolgens gediskwalificeerd.

Papierwinkel

Inschrijven voor een tentoonstelling verloopt volgens de procedure die beschreven is in het vraagprogramma van die tentoonstelling. De plaatselijke kleindiervereniging stuurt haar leden het vraagprogramma ruim van te voren toe.
Vraagprogramma’s van andere tentoonstellingen kunnen bij de betreffende tentoonstellingssecretaris aangevraagd worden. In het vraagprogramma is alle informatie opgenomen over de tentoonstelling.
Is bij het invullen van het inschrijfformulier nog hulp nodig, ga dan naar een ervaren fokker van een plaatselijke kleindiervereniging.
De tentoonstellingsorganisatie stuurt de inzender kort voor de tentoonstelling de inschrijfbevestiging en de etiketten voor elk dier met het kooinummer.

Verzendmateriaal

Als het tijdstip is aangebroken om de dieren naar de tentoonstelling te brengen, worden de dieren in de transportkist geplaatst.
Het beste is elk dier apart in een verzendkist te plaatsen.
Op de kist wordt het etiket geplakt van de tentoonstellingsorganisatie waar de dieren zijn ingeschreven. Op dit etiket worden ook de tatoeëernummers geschreven, zodat bij het uitkooien gecontroleerd kan worden of het juiste dier in de juiste kooi wordt geplaatst.
Het is voor de dieren belangrijk dat de kisten schoon zijn en voorzien van vers en schoon kort strooisel. De dieren blijven dan tijdens de reis ook mooi schoon.

Dieren inkooien

Inkooien is het brengen van de ingeschreven dieren naar de tentoonstelling en het plaatsen van de dieren in de aangewezen kooien.
De meeste fokkers brengen zelf of met enkele personen samen de dieren naar de tentoonstelling.
De grote (nationale) tentoonstellingen verzorgen vervoerslijnen door heel Nederland. Dit vervoer is veel goedkoper dan zelf de dieren wegbrengen en ophalen. In de vraagprogramma’s van deze grote tentoonstellingen zijn de vervoerslijnen beschreven, inclusief de voorwaarden om mee te doen.
De inzender of de vervoerder plaatst de dieren in de kooien. Gelijktijdig wordt eventueel vuil aan de poten of de pels verwijderd.
De lege transportkist wordt onder de kooien geplaatst en de inbrengers van de dieren verlaten de tentoonstellingshal om bij het inkooien niet in de weg te lopen.

Keuringen en keurresultaten

Meestal zijn alleen tentoonstellingsmedewerkers, keurmeesters, helpers en schrijvers tijdens de keuring van de dieren aanwezig.
In het vraagprogramma staat vermeld welke keurmeester de dieren keurt. De keurmeester keurt de dieren volgens vaste regels en volgens de vastgestelde standaardbeschrijving.
De beoordelingskaart wordt aan de kooi gehangen, zodat iedereen de beoordeling van elk dier kan lezen. De inzender kan de beoordelingskaarten opvragen om mee te nemen.

De keurmeester gebruikt de onderstaande predikaten bij de beoordeling met daarbij genoemd de te behalen punten per predikaat:

DIS = Diskwalificatie en 0 punten; het dier is uitgesloten door een fout van de fokker.
O = Onvoldoende en 82 of minder punten; de laagste beoordeling voor een dier met een ernstige fout.
V = Voldoende en 86 – 88 punten; het dier beantwoordt nog net aan de standaardbeschrijving.
G = Goed en 89 – 91 punten; het dier is een matige tot goede vertegenwoordiger van het ras.
ZG = Zeer Goed en 92 – 94 punten; de punten geven aan dat het om een krappe, een gemiddelde en een royale ZG gaat, waarbij de laatste een hele mooie vertegenwoordiger van het ras is.
F = Fraai en 95 – 97 punten; het dier en vooral ook het type (vorm) is beoordeeld als fraai, dus in totaal een fraai exemplaar.
U = Uitmuntend en 98 – 100; dit dier benadert op alle onderdelen het ideaalbeeld.

Prijzen

Het toekennen van de verschillende prijzen, zoals beschreven in het vraagprogramma, volgt als alle dieren gekeurd zijn.
De gewonnen prijzen worden in een aparte lijst in de catalogus opgenomen in volgorde van prijsnummer. De nummers van de prijzen zijn ook in het vraagprogramma opgenomen. De inzender ontvangt de gewonnen prijzen meestal op de tentoonstelling. Geldprijzen worden soms overgemaakt via de giro- of bankrekening.
Veel fokkers vinden het naast het winnen van prijzen net zo belangrijk dat ze goede fokresultaten hebben bereikt. Misschien is dat voor hen wel de belangrijkste prijs.

Uitkooien

Als de tentoonstelling afgelopen is worden de dieren rustig uit de kooien genomen.
Let goed op dat de juiste dieren worden meegenomen en niet per ongeluk een dier van iemand anders. Omdat het nummer van de kooi en de tatoeëernummers op het etiket van de verzendkist staan is controle mogelijk.

Terug in de hokken

Thuis gekomen worden de dieren weer in hun eigen omgeving geplaatst. Zijn er geen grote temperatuurverschillen tussen de tentoonstellingshal en het eigen hok en is er nog daglicht, dan kunnen de dieren direct terug gezet worden.
Blijven de dieren een nacht in de transportkist, dan wordt deze in een tochtvrije schuur of garage geplaatst. De ventilatieopeningen mogen niet geblokkeerd worden.
De volgende ochtend zijn de dieren goed gewend en kunnen dan weer terug naar hun vertrouwde omgeving.
Het is verstanding om eerst voorzichtig te voeren. De dieren zijn immers een aantal dagen weggeweest en hebben vaak ander voer gehad. Dus weer voorzichtig laten wennen. Zorg voor goed hooi in de hokken en schoon water.

Lid worden

Om deel te mogen nemen aan een tentoonstelling is het belangrijk dat je lid bent van Kleindier Liefhebbers Nederland.

Watervogels

Watervogels zijn een kleurrijke groep vogels en daardoor erg populair. We onderscheiden gedomesticeerde en oorspronkelijke rassen.

Lees verder >

Tentoonstellingen

gepland
Start: 6 april 2024
Einde: 6 april 2024
gepland
Start: 14 september 2024
Einde: 14 september 2024
gepland
Start: 21 september 2024
Einde: 21 september 2024
gepland
Start: 4 oktober 2024
Einde: 5 oktober 2024
gepland
Start: 5 oktober 2024
Einde: 6 oktober 2024
gepland
Start: 11 oktober 2024
Einde: 12 oktober 2024